Wat maakt het Kromme Rijngebied waardevol?

We verdelen het Kromme Rijngebied in zes verschillende gebieden. Elk deel heeft eigen kwaliteiten of waardevolle kenmerken. Het kan bijvoorbeeld zijn dat er oude landgoederen liggen of dat de natuur er heel bijzonder is. Ook hopen we dat bepaalde kwaliteiten die we noemen weer terugkomen in een bepaald deel of meer aandacht krijgen. Via het onderstaande kaartje kunt u bepalen welke kwaliteiten we aan het deel of de delen geven waarmee u te maken krijgt. 

Kromme Rijn:

  • De weilanden rond de Kromme Rijn met hun rijen knotwilgen en sloten met hoog riet langs de kant.
  • De Kromme Rijn met haar vele bochten.
  • De landschappen tussen Cothen en Werkhoven en bij Werkhoven en Odijk, waar nog is te zien hoe de rivier vroeger stroomde. 
  • De plaatsen die ooit aan de rivier lagen, waar die geschiedenis nog is terug te vinden in het hart. 
  • Het samenspel van de rivier met de provinciale weg N229 tussen Bunnik en Rijswijk. Vooral op punten waar ze elkaar raken. 
  • De hoogteverschillen. De hogere delen of wallen langs de oever van de Kromme Rijn zijn nog steeds te zien. De rivier vormde ze ooit laagje voor laagje.
  • De zachte, natuurlijke oevers. 
  • De kastelen die direct aan de Kromme Rijn liggen: Beverweerd, Rhijnestein en de plek van Scherpenburg. 
  • Veel variatie aan de oevers en ook op de hogere stukken grond. Die variatie is ontstaan door: 
    • de manier waarop boeren het land langs het water gebruiken;
    • de bomen en hagen langs wegen en paden;
    • de natuurlijke oevers;
    • zogenoemde nevengeulen of geulen in de uiterwaarden van de Kromme Rijn. Die lopen gelijk op met de rivier en bieden vooral bij hoogwater extra plek voor het water van de Kromme Rijn; 
    • bosjes; 
    • de verschillende dorpen en plaatsen.

Kastelenstrook Langbroekerwetering:

  • De manier waarop het land in het gebied is opgedeeld in naast elkaar liggende stroken. Dat gebeurde toen bewoners de grond ooit gingen bewerken en verdelen. Waar het ene stuk grond ophoudt en het andere begint, is te zien aan de grenssloten die doorlopen over de Langbroekerwetering. 
  • Hoe de boerderijen, landgoederen, donjons of middeleeuwse, verdedigbare woontorens en buitenplaatsen verspreid liggen in het landschap. 
  • De adellijke huizen van ridders die er liggen: Zuilenburg, Walenburg, Lunenburg, Hindersteyn, Hardenbroek, Sandenburg en Weerdestein. De middeleeuwse, verdedigbare woontorens hebben vaak door de tijd heen een heel ander uiterlijk gekregen. Maar hoe en wanneer ze werden verbouwd, welk verhaal dat dus vertelt over de plek, kan net zo waardevol zijn als hoe de huizen er nu uit zien. 
  • De geschiedenis van de landgoederen, van het landschap rond de huizen. Dat landschap ging ooit bewust op de schop. Denk aan de aanleg van bepaalde plekken waar bewoners in de verte naar iets moois konden kijken en de aanleg van lanen, bossen, watertjes en open stukken land.
  • Grondwater dat omhoogkomt en hoge grondwaterstanden, in bepaalde periodes staat er zelfs water op het land. Daarnaast stroomt hier het regenwater schoon weg via het land naar de sloten. 
  • De vele historische gebouwen in het lint, de strook, langs de Langbroekerwetering.
  • De afwisseling die het zogenoemde ‘coulissenlandschap’ hier geeft. Dat is een halfopen landschap. Hier is dat met bossen, punten waar je een mooi uitzicht hebt en bomen en hagen die langs de grenzen van de verschillende stukken grond of kavels staan. Deze bieden samen een doorkijkje naar meer open stukken land. 
  • Een landschap dat klein van opzet is en zich over een vrij smalle, lange strook uitstrekt.

Essenhakhoutstrook Langbroekerwetering:

  • Het land is opgedeeld in naast elkaar liggende stroken. Dat gebeurde toen bewoners de grond ooit gingen bewerken en verdelen. Waar het ene stuk grond ophoudt en het andere begint, is te zien aan de grenssloten die doorlopen over de Langbroekerwetering. 
  • De bossen en hakhoutvelden die er her en der liggen.
  • De stroken met essenhakhout. De essen zijn hier in de 18de eeuw aangeplant. Essenhout is soepel en vroeger maakten mensen van de takken wagenwielen en stelen voor gereedschap. Europa erkent de grote waarde van dit gebied. Ook zijn er stukken grond waar wilgen staan, ook daarvan werden de takken gebruikt. 
  • Het grondwater dat omhoogkomt en de hoge grondwaterstanden, in bepaalde periodes staat er zelfs water op het land. Daarnaast stroomt hier het regenwater schoon weg via het land in de sloten. 
  • De vele historische gebouwen in het lint, de strook, langs de Langbroekerwetering.

Landbouwgebied oeverwallen:

  • De ouderwetse boomgaarden met fruitbomen die net als vroeger nog hoge stammen hebben, maar ook moderne boomgaarden met lage fruitbomen. 
  • De grote open ruimtes.
  • De sfeer van het landelijk gebied, 
  • De wegen met hun vele bochten. 
  • De sporen van het verleden in het landschap: van de Romeinse grens of Limes, het voormalige Romeinse Fort Fectio en Dorestad. Dorestad was een belangrijke handelsplaats in de vroege Middeleeuwen. Die lag op de plek waar nu Wijk bij Duurstede ligt. Vikingen kwamen er regelmatig plunderen. 
  • De landgoederen in het westen van het hoger gelegen oeverwallengebied: Wickenburg en Heemstede en de plekken waar Ten Goye, de oude heerlijkheid Schonauwen en Wulven ooit lagen. De toren van kasteel Schonauwen en kasteel Heemstede vallen buiten het gebied van deze omgevingsvisie. Beide liggen niet in het buitengebied van Houten, maar binnen de bebouwde kom. 
  • De bijzondere gebouwen in Werkhoven: de Watertoren en de Priorij. 
  • De historische boerderijen.
  • De resten die laten zien waar de rivier vroeger stroomde.
  • De strook in het landschap waar goed is te zien waar en hoe mensen hier in het verleden bouwden en grond in gebruik namen; 
  • De afwisseling van de lage oevers en de hogere delen (stroomruggen). Die afwisseling is gekomen door: 
    • de manier waarop de boeren het land gebruiken;
    • door de bomen en hagen langs wegen en paden;
    • de zachte natuurlijke oevers;
    • zogenoemde nevengeulen of geulen in de uiterwaarden van de Kromme Rijn. Die lopen gelijk op met de rivier en bieden vooral bij hoogwater extra plek aan het water in de Kromme Rijn; 
    • de bosjes; 
    • de dorpen en plaatsen.

Nieuwe Hollandse Waterlinie:

  • De grote open ruimtes met hun landelijke sfeer.
  • De onderdelen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie die nog te zien zijn. 
  • De wegen met hun vele bochten.
  • De resten van de oude Romeinse grens of Limes en het Romeinse Fort Fectio. 
  • De reeks landgoederen op het westelijk deel van het hoger gelegen oeverwallengebied: Wickenburg en Heemstede en de plekken waar Ten Goye, de vroegere heerlijkheid Schonauwen en Wulven ooit lagen. De toren van kasteel Schonauwen en kasteel Heemstede vallen buiten het gebied van deze omgevingsvisie. 
  • De bosjes en ander groen rondom de forten, die heel erg bepalen hoe het er bij die forten uitziet.

Lekdijk, Rijndijk en uiterwaarden:

  • De dijk met haar onregelmatige bochten.
  • Hoe de rivier en de uiterwaarde eruit zien. 
  • De natuur rond de plassen in de uiterwaarde, zoals rond Gravenbol, Bosscherwaarden en meer plassen.
  • De zogenoemde ‘regelwerken’ van het Amsterdam Rijnkanaal. Die liggen verspreid over een gebied van 3 kilometer. Met ‘regelwerken’ bedoelen we bijvoorbeeld stuwen en sluizen. Denk aan de Prinses Irenesluizen, net buiten Wijk bij Duurstede, op de plek waar het kanaal de Lek kruist. 
  • De rij met knotbomen langs de dijk. 
  • De resten van baksteenfabrieken.
  • De stroomrug met de achterliggende kom die het landschap bepaalt. Een stroomrug is een hooggelegen strook in een rivierlandschap. Het bestaat uit een oud stukje rivier dat ooit dichtslibde en uit oeverwallen. Oeverwallen zijn hoge delen in het landschap die de rivier met laagjes zand vormde. De kommen liggen hierachter en zijn laag. Hier liet de rivier vroeger bij overstromingen de wat fijnere deeltjes achter, zoals klei. 
  • Waardevolle natuur die is ontstaan door:
    • hoog- en laagwater; 
    • variatie in het landschap: geulen, zachte natuurlijke oevers, natuurbossen langs de rivier, grasland;
    • de natuur in het gebied meestal haar eigen gang te laten gaan;
    • dat het rivierengebied aaneengesloten is.